17 december - Johannes van Matha, Rome, Italië; stichter; † 1213

Om zich des te beter voor te bereiden op zijn ideaal, meldde hij zich als leerling bij Felix van Valois († 1212; feest 20 november) die zich als kluizenaar had teruggetrokken in de bossen rond de stad Meaux. Na enige tijd bekende Johannes met welk ideaal hij rondliep. Felix was enthousiast en ze vatten het plan op er een eigen religieuze bedelorde voor te beginnen. Het geld dat ze bijeen zouden brengen, zouden ze besteden aan de vrijkoop van christenen uit de handen van Moslims. Zo  trokken ze naar Rome om goedkeuring van de paus te verkrijgen. Deze vroeg bedenktijd. Volgens de overlevering kreeg hij gedurende zijn bedenktijd - net als Johannes destijds - een visioen van een witte engel die beschermend zijn hand boven twee slavenjongetjes hield. Dat kon geen toeval zijn. De paus verleende dus zijn toestemming aan de nieuwe orde; hij maakte Johannes tot eerste algemeen overste en noemde hen Trinitariërs tot Vrijkoop van Slaven: 1198. Zij zouden gekleed gaan in het wit, juist zoals de engel uit het visioen. Op hun borst een groot kruis, waarvan de recht opstaande balk rood gekleurd was, kleur van de aarde, en de dwarsbalk blauw, kleur van de hemel. In hun regel stond dat zij geen vlees of vis zouden eten; enkel zuivel, groenten en fruit. Hoewel zij veel moesten reizen, deden ze dat nooit te paard, steeds te voet; later werd dat enigszins verzacht: ze mochten wel per ezel reizen. Vandaar dat de Trinitariërs ook wel ‘ezelbroeders’ werden genoemd.

De twee keerden naar Frankrijk terug en vonden in koning Philippe Auguste († 1223) een gulle weldoener. Ze openden het eerste huis van hun orde in Cerfroid, niet ver van Meaux; Felix werd daarvan de eerste overste. Overal probeerden ze sponsors te vinden voor hun vrome onderneming. Omdat velen zich aansloten, bouwden ze door geheel Frankrijk nieuwe kloostervestigingen. Intussen schreef de paus naar de koning, de zogeheten Miramolin, van Tunis een brief, waarin hij om de vrijkoop van slaven vroeg. Het antwoord was onverwacht gunstig. Johannes stuurde twee gezellen naar Tunis. Dat was in 1201. Zij bemoedigden de christenslaven en wisten er met het bijeen gegaarde geld honderdzesentachtig vrij te kopen. Mensen van wie men sinds lang had aangenomen dat ze dood waren: die bleken als het ware uit de dood opgestaan! Het succes was zo groot dat zich tallozen aansloten bij de nieuwe orde. Het jaar daarop reisde Johannes zelf naar Tunis. Hij kwam met honderdtien bevrijde gevangenen terug. Een aantal van hen nam hij overal mee naar toe om medelijden op te wekken bij rijken en zo weer geld los te krijgen voor nieuwe gevangenen.

In 1210 maakte hij een tweede reis, maar nu ondervond hij meer tegenstand bij de mohammedanen. Die begonnen in de gaten te krijgen dat de christenslaven niet meer overgingen naar de Islam vanwege de inspanningen van deze man en zijn helpers. Ze hakten het stuurrad en de mast van zijn schip aan stukken. Toch waagde Johannes het erop de overtocht te maken. Van hun gewaden maakten ze geïmproviseerde zeilen en inderdaad meerde hij na enkele dagen behouden aan in de haven van Ostia.

Intussen waren beide mannen oud geworden. Felix stierf op 4 november 1212, vijfentachtig jaar oud; Johannes een jaar later, op 17 december.